Jatten is legaal
Nee… niet mijn oude opoe!
Wat heb ik een rothekel aan stelen. Mensen die je fiets jatten. Heb jij geld voor betaald (tenzij je ‘m zelf ook hebt gejat – nee toch!), heb je nodig om je boodschappen te doen en je lege flessen weg te brengen. En een ander neemt ‘m in een onbewaakt moment van je over. Een kapotgeknipt slot achterlatend, als een bedankbriefje zonder afzender. Mijn mooie 50-er jaren opoe werd jaren geleden gejat. Was zo’n mooi exemplaar. Hij fietste als een tank; beetje zwaar maar zo solide. Een grijze/legergroene kleur. Zo’n heel mooi embleempje op de voorvork, met het merk erop. En dan dat tandwiel; bijna mooi te noemen en sierlijk. Niet zo’n nep-opoe die je tegenwoordig in de fietsenwinkel koopt. Nee, echt eentje die nog ambachtelijk in elkaar is gezet, met oog voor mooie details. En niet zo’n fiets die slechts een paar jaar meegaat zoals de look-a-likes. Nee, gewoon decennia lang je trouwe maatje. Niet kapot te krijgen. Maar wel te jatten.
Command c
Of mensen die gewoon de complete inhoud of documenten overnemen van de website van onze popschool. Heb je daar je gloeiende best op gedaan, en met command c en command v eigent een ander zich jouw eigendom toe. Meerdere keren gebeurd. En verontwaardigd dat ik dan ben!
Of mensen die je huis binnendringen als je niet thuis bent, of erger nog: in bed ligt te slapen. Die tussen je spullen graaien, pakken wat ze willen en een puinhoop achterlaten. Daar hou je toch gewoon een trauma aan over. Ik moet er niet aan denken. Ik vond het al onoverkomelijk om mijn fiets kwijt te raken.
Ik vind dus echt dat stelen in en in slecht is.
De reputatie van muzikanten
En toch jat ik ook zo af en toe. Want muzikanten jatten als de raven. Wij spreken dan ook zonder schaamte lachend naar elkaar uit: “Beter goed gejat dan slecht bedacht.” En we hébben al zo’n reputatie hoog te houden van drank- en drugsmisbruik, van te laat te komen, de kleedkamer uit te wonen en van een air te hebben. En dan jatten we ook nog?
“Echt waar?” Ja, echt waar. Maar toch ook weer niet. Ik ga je proberen uit te leggen waarom muzikanten wel en niet stelen.
Als ik met mijn zangleerlingen aan het improviseren ben, dan krijgen ze op een gegeven moment de opdracht om een frase over te nemen van de ander. “Legaal jatten van een riff.” En daar maak je vervolgens je eigen verhaal van. Dus daar moet het stelen dan ook echt ophouden. Laten we daar even duidelijk over zijn.
Soms gaat het gewoon heel onbewust. Speel je je nieuwe song en dan zegt iemand anders dat jouw nummer ‘m doet denken aan dat ene nummer van die en die. En verrek: dezelfde melodie in de tweede zin van je couplet. We luisteren zoveel muziek. En we slaan zoveel op. Vaak heel onbewust. Dus ja, dan kan er wel eens iets uit je brein komen dat al bestond. Als het heel erg bekend klinkt zijn mensen nog wel eens geneigd om een rechtzaak aan te spannen. Ik zou me alleen maar heel vereerd voelen J
Inspiratie opdoen
Ik lees graag gedichten en songteksten. Eh… om inspiratie op te doen natuurlijk hè. Om te leren hoe iemand zijn verhaal omzet in een rijm. Hoe er met beeldspraak wordt geschilderd. Hoe er naar een plot wordt toegewerkt. Dan maak ik gebruik van een andermans inspiratie omgezet in tekst en/of muziek. Ik zie het als een zetje in de goede richting. Als je gaat varen heb je soms even een zetje van iemand nodig om van de kant af te komen. Je moet vervolgens niet als een parasiet achter een ander bootje blijven plakken. Je moet je eigen koers gaan varen.
Dus hopelijk heb ik je gerustgesteld, wij muzikanten jatten niet écht hè… We kijken de kunst van elkaar af. Dat doen kinderen als ze leren praten bijvoorbeeld ook. Ook in de dierenwereld wordt er afgekeken. Je moet het toch op een een of andere manier leren. Maar een één op één kopie wordt niet gewaardeerd. Je iets toe-eigenen dat van de ander is: dat gaat echt te ver.
Gewoon zelf doen
Voor die fiets moet je dus gewoon zelf je centen verdienen en ‘m op een eerlijke manier verkrijgen. En die nieuwe song: ik laat me inspireren (bewust en onbewust) maar ben vervolgens zelf aan het ploeteren en boetseren op het scheppen van iets nieuws. En als ‘ie dan af is: wat ben ik dan blij! En soms zelfs trots. Een voldaan gevoel omdat ik – samen met iemand of alleen – iets heb gecreëerd. Het is authentiek.
En als jij nu straks op een tank van een opoefiets uit de jaren ’50 stapt en je denkt: hee… hoe kwám ik ookal weer aan die fiets? Terug ermee, en snel een beetje.